Steunpunt voor de Diensten Schuldbemiddeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Info & Tools

Voorbeeld van een goede bemiddelingspraktijk : Verschillende voorbeelden van het inroepen van de verjaring (JUNI 2023)

Minnelijke schuldbemiddeling is geen exacte wetenschap. Schuldbemiddelaars moeten hun onderhandelingstechnieken vaak aanpassen aan de schuldeiser, of zelfs aan de tussenpersoon met wie ze te maken hebben, om te onderhandelen over de kwijtschelding van bepaalde kosten of om voordeligere betalingsvoorwaarden te bekomen voor de gebruiker.

We nodigden onlangs de minnelijke schuldbemiddelaars van Brussel uit op een (virtuele) bijeenkomst. Bedoeling was om voorbeelden van succesvolle onderhandelingen voor te stellen en GOEDE PRAKTIJKEN in de minnelijke schuldbemiddeling uit te wisselen rond de thema van het inroepen van de verjaring

DE CONTEXT

Verjaring is een middel om zich te bevrijden van de betaling van een verplichting na het verstrijken van een bepaalde termijn. Het doel ervan is om een nalatige schuldeiser te straffen die zijn rechten niet laat gelden binnen de toegestane termijn.

Verjaring is echter niet automatisch en moet aan een aantal voorwaarden voldoen om van kracht te worden:

  • Het moet bij wet zijn voorgeschreven en is afhankelijk van de aard van de schuld zelf (een zorgschuld verjaart bijvoorbeeld na 2 jaar, een kredietschuld na 10 jaar).
  • Het mag niet zijn verlengd door de schuldeiser of door een erkenningsactie van de schuldenaar.
  • De schuldenaar moet er een beroep op doen.

Zodra de verjaring is ingetreden, verdwijnt de schuld niet en elke betaling die na die datum is gedaan, blijft geldig, zodat de schuldenaar geen terugbetaling kan eisen. De schuldeiser van zijn kant moet elke actie staken om zijn schuld te innen en heeft geen middelen om de verjaringstermijn te doen hervatten, in tegenstelling tot de schuldenaar, die de opeisbaarheid van de schuld kan doen hervatten op voorwaarde dat hij uitdrukkelijk afstand doet van de gevolgen van de verjaring.

Hieronder volgen enkele concrete gevallen waarmee het Steunpunt geconfronteerd werd en die de toepassing van deze regels illustreren.

Laten we beginnen met een zaak waarin de verjaringstermijn werd verlengd.

DE FEITEN

Een heer in schuldbemiddeling ontving op 4/08/2022 een brief van Intrum voor onbetaalde facturen van TELENET van 21 juni, 21 juli, 21 augustus en 21 september 2017 voor een totaalbedrag van 214,66 euro.

Hij raadpleegde zijn bemiddelaar, die vaststelde dat sommige van de facturen verjaard waren of bezig waren te verjaren. Artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat :

Schuldvorderingen wegens levering van goederen en diensten via distributienetten voor water, gas of elektriciteit of de levering van elektronische communicatiediensten of omroeptransmissie- en omroepdiensten via elektronische communicatienetwerken verjaren na verloop van vijf jaren.

DE ONDERHANDELING

De schuldbemiddelaar schreef daarom op 22/08/2023 een brief aan Intrum met het argument dat, bij gebrek aan bewijs van het tegendeel, de facturen van juni, juli en augustus verjaard waren en om een nieuwe afrekening te vragen.

Intrum antwoordde prompt op 23/08/2022, maar stuurde slechts de afrekening en het totaal verschuldigde bedrag terug. De schuldbemiddelaar schreef dezelfde dag opnieuw, herinnerde hen eraan dat ze de verjaring had ingeroepen en herhaalde haar verzoek om een nieuwe afrekening. Intrum antwoordde opnieuw op 5/09/2022 en stuurde hetzelfde afschrift terug als voorheen.

Geconfronteerd met deze houding besloot de schuldbemiddelaar om te wachten tot eind september en stuurde een brief waarin de verjaring van alle facturen werd ingeroepen.

UITLEG

De verjaring kan worden gestuit of hervat door een reeks handelingen van de schuldeiser of de schuldenaar. Deze handelingen worden limitatief opgesomd in de artikelen 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek en worden restrictief geïnterpreteerd.

Dus noch de aankoop van vorderingen van TELENET door Intrum noch de brief van Intrum aan de schuldenaar maakte het mogelijk om de oorspronkelijke verjaringstermijn te verlengen. Het zou anders zijn geweest als Intrum de schuldenaar had "gedagvaard" of hem een aangetekende brief had gestuurd waarin duidelijk stond dat de verjaringstermijn was verlengd.

Op dezelfde manier kan elk verzoek om een rekeningafschrift of een voorstel tot betaling van een schuldenaar of zijn tussenpersoon (in dit geval de schuldbemiddelaar) leiden tot een verlenging van de verjaringstermijn, aangezien dit neerkomt op een soort "erkenning van schuld" die de verjaring stuit en opnieuw start in overeenstemming met artikel 2248 van het Burgerlijk Wetboek.

Een voorstel tot betaling wordt over het algemeen beschouwd als gelijkwaardig aan een schuldbekentenis, omdat het onomstotelijk de intentie aantoont om te betalen. Dit is veel minder duidelijk als het gaat om een eenvoudig verzoek om een rekeningafschrift. Daarom adviseren we schuldbemiddelaars om de gebruikelijke voorzorgsmaatregelen toe te voegen aan hun verzoek om een rekeningafschrift, namelijk de volgende zin:

Deze brief vormt geenszins een schuldbekentenis in de zin van de artikelen 2248 en volgende van het Burgerlijk Wetboek, waardoor eventuele verjaring kan worden gestuit.

HET RESULTAAT

Dankzij dit zinnetje moest Intrum de verjaring erkennen en kon hij zich niet beroepen op een schuldbekentenis die voortkwam uit het verzoek om een rekeningafschrift. Hij had geen andere keuze dan het dossier te sluiten.

In het kader van de minnelijke invorderingsprocedure verbiedt de wet de schuldeiser namelijk om aan te dringen wanneer hij een betwisting ontvangt. Hij heeft het recht om te reageren, maar als het geschil blijft bestaan, heeft hij geen andere keuze dan de zaak voor de rechter te brengen.

Als de zaak zich in de gerechtelijke fase bevindt, is het aan de schuldenaar om de zaak voor de beslagrechter te brengen als de schuldeiser weigert te reageren op het inroepen van de verjaringstermijn.

Hier is een 2e concrete zaak om de regel te illustreren dat een schuldeiser een verworven verjaring niet kan doen herleven.

DE FEITEN

In 2015 troffen de gemeentelijke diensten in Anderlecht vuilnisbakken aan buiten de ophaaltijden. Het was de conciërge van het gebouw die de daad had gesteld, maar het waren de gegevens van de schuldenaar die in een zak zaten en hij werd dus aangewezen als de persoon die verantwoordelijk was voor de schuld.

Het dwangbevel werd pas op 08/03/2017 opgemaakt en op 18/04/2017 betekend.

Na een dagvaarding en een mislukte beslagpoging laat de deurwaarder het dossier een tijdje slapen en komt dan op 23/08/2022 terug met een beslaglegging. De persoon gaat onmiddellijk zijn schuldbemiddelaar raadplegen.

UITLEG

Het Burgerlijk Wetboek voorziet in verschillende manieren om de verjaringstermijn te verlengen, maar zodra de termijn is bereikt, is deze verworven en kan deze niet opnieuw worden gestart door de schuldeiser. De enige uitzondering is vrijwillige afstand door de schuldenaar zelf (art. 2220 en 2221 van het Burgerlijk Wetboek).

Om geldig te zijn, moet de verjaring echter worden ingeroepen. Zolang de schuldenaar niets zegt, is de schuldeiser niet "in gebreke" door zijn vordering voort te zetten. Het is echter niet echt in het belang van de schuldeiser om door te gaan, aangezien elke procedure die na het verstrijken van de verjaringstermijn wordt ingesteld op eigen risico van de schuldeiser is. Zodra de verjaring is ingeroepen, kunnen er geen kosten meer worden gevorderd van de schuldenaar.

DE ONDERHANDELING

Dit is de brief die naar de deurwaarder is gestuurd:

Na analyse van de documenten in ons bezit blijkt dat deze schuld verjaard is overeenkomstig artikel 43 van de wet van 24/06/2013 die een verjaringstermijn van 5 jaar invoert.

Tenzij er bewijs is van het tegendeel, zijn wij niet op de hoogte van enige oorzaak van stuiting of schorsing van de verjaringstermijn sinds de betekening van april 2017 en beschouwen wij deze schuld daarom als verjaard.

Wij danken u voor de bevestiging van de staking van alle procedures en de sluiting van de zaak.

HET RESULTAAT

De deurwaarder heeft zijn vordering laten vallen.

In dit 3e geval illustreren we dat een verjaringstermijn onder bepaalde voorwaarden kan opnieuw worden gestart door de schuldenaar of zijn vertegenwoordiger.

DE FEITEN

In augustus 2021 werd een dienst schuldbemiddeling geraadpleegd door een persoon die door Intrum werd gedagvaard voor de betaling van een TELENET-factuur uit maart 2012.

Omdat de verjaringstermijn van 5 jaar (art. 2277 al. 2 C.Civ.) in maart 2017 was verstreken, beriep de bemiddelaar zich op verjaring, maar dit werd door Intrum geweigerd op grond van het feit dat de persoon op 12/07/2021 een betaling van €10,00 had gedaan, waardoor de zaak en de verjaringstermijn opnieuw waren gestart.

UITLEG

Hoewel de wet de schuldenaar toestaat om afstand te doen van een verworven verjaringstermijn, hebben jurisprudentie en rechtsleer deze optie aangevuld door er strikte verplichtingen aan te verbinden. De schuldenaar moet duidelijk zijn bereidheid tonen om afstand te doen van de gevolgen van verjaring, en de loutere bereidheid om de schuld te betalen is niet voldoende om de verjaringstermijn opnieuw te starten.

In dit geval was de betaling gedaan onder verwijzing naar een gesloten dossier en door de schuldeiser op eigen initiatief toegeschreven aan dit dossier, wat de schuldenaar destijds had betwist. De intentie om de gevolgen van verjaring teniet te doen was dus niet vastgesteld.

Dit betekende echter niet dat de schuldenaar aanspraak kon maken op terugbetaling van zijn betaling.

In feite moet worden opgemerkt dat verjaring geen invloed heeft op de "kern" van het recht; het heeft geen invloed op het bestaan van de schuld, maar alleen op de opeisbaarheid ervan. De schuldeiser van een verjaarde verbintenis kan niet langer eisen dat deze ten uitvoer wordt gelegd, d.w.z. deze toevertrouwen aan een deurwaarder met instructies om deze in beslag te nemen. De verplichting blijft echter bestaan als een natuurlijke verbintenis. Dit betekent dat als de schuldenaar betaalt, de betaling geldig is en niet meer kan worden teruggevorderd.

DE ONDERHANDELING

Om de schuldeiser te overtuigen, moesten we de betwisting uitwerken met de volgende paragraaf:

Ik verwijs naar de doctrine en jurisprudentie die dit standpunt ondersteunen: "Het spreekt voor zich dat, om nuttig te zijn, zoals elke stuitingsoorzaak, de erkenning moet plaatsvinden binnen de oorspronkelijke verjaringstermijn; zij heeft geen effect als de verjaringstermijn reeds is bereikt" ( Kh. Antwerpen, 16 januari 1996, Eur.vervoerr.1996, p. 374; geciteerd door M. Marchandise, "la prescription", in Traité de droit civil belge (De Page), Tome VI, 2015, Bruylant, Brussel, p. 196; zie ook S. Moreau, "Prescriptions, délais et interruption: démêler l’écheveau", in Les échos du crédit et de l’endettement, nr. 69, april 2021, Agence Alter.

HET RESULTAAT

De schuldeiser heeft zijn vordering laten vallen.

Tot slot is hier een 4e zaak die de gedifferentieerde toepassing van de verjaring van hoofdsom en rente illustreert :

DE FEITEN

Een persoon werd op 09/07/2008 door de vrederechter veroordeeld voor een kredietschuld van €12.699,28 in kapitaal. Zij had eerst 3 jaar lang regelmatige betalingen verricht en was toen gestopt omdat haar financiële situatie verslechterde. De zaak werd vervolgens doorgegeven aan een deurwaarder, die een gerechtelijke procedure opstartte tot er op 25/09/2013 beslag werd gelegd op roerende goederen, wat niet leidde tot een effectieve verkoop.

8 jaar later kwam de persoon een dienst schuldbemiddeling raadplegen omdat de deurwaarder de procedure hervat had op 05/03/2021 met een nieuwe dagvaarding tot betaling.

Aangezien er 8 jaar zijn verstreken sinds de laatste handeling die de verjaringstermijn heeft verlengd (het beslag van 25/09/2013), weet de bemiddelaar dat de hoofdsom niet is verjaard, maar hij vraagt zich af of het niet mogelijk zou zijn om de verjaringstermijn van 5 jaar voor rente in te roepen overeenkomstig artikel 2277 al.1 van het Burgerlijk Wetboek.

UITLEG

Een van de subtiliteiten van het verjaringsmechanisme is dat er verschillende termijnen kunnen gelden voor bedragen die deel uitmaken van dezelfde afrekening. Dit is het geval met rente, aangezien artikel 2277 bepaalt dat: (...) Interesten van geleende sommen, en, in het algemeen, al hetgeen betaalbaar is bij het jaar of bij kortere termijnen, verjaren door verloop van vijf jaren.

De hoofdsom van een kredietovereenkomst verjaart na 10 jaar volgens artikel 2262bis al. 1 van het Burgerlijk Wetboek, dus we hebben 2 verschillende termijnen die gelden voor dezelfde verrekening. Maar hoe bereken je dit in de praktijk als de verjaringstermijn wordt verlengd?

  • Allereerst is er de dagvaarding, die alle verjaringstermijnen schorst totdat het vonnis is uitgesproken (art. 2244 §1 lid 2).
  • Vervolgens stelt het vonnis een verjaringstermijn van 10 jaar in werking voor alle bedragen die erin worden vastgesteld, d.w.z. inclusief de op dat moment bestaande rente. Vanaf dat moment wordt er een onderscheid gemaakt tussen rente die bestaat op de datum van het vonnis, die verjaart na 10 jaar, en rente die na die datum ontstaat, die verjaart na 5 jaar.
  • Tot slot stuiten ook andere handelingen zoals een bevel, een beslag (art. 2244 §1) of schuldbekentenis (art. 2248), de lopende verjaringstermijn en starten deze opnieuw op voor een gelijkwaardige periode.

DE ONDERHANDELING

De schuldbemiddelaar heeft de deurwaarder dus aangeschreven om de verjaringstermijn in te roepen voor alle intresten die zijn beginnen te lopen na de uitspraak van het vonnis en die dateren van meer dan 5 jaar voor de laatste handeling die de verjaring stuit, namelijk de dagvaarding van 05/03/2021.

Hoewel de deurwaarder het eens was met het principe dat rente verjaart na 5 jaar, paste hij een andere methode toe voor de berekening van de verjaringstermijn, waarbij hij van mening was dat elke handeling die de verjaring stuitte het bedrag geldig maakte en voorgoed onttrok aan de gevolgen van de verjaring.

Na verdere uitleg stemde de schuldeiser er uiteindelijk mee in om het argument van de bemiddelaar te accepteren, waarbij hij duidelijk maakte dat dit slechts een commercieel gebaar was.

RESULTAAT

De schuldeiser moest dus afzien van 8 jaar rente die was opgebouwd tussen de datum van de uitspraak en 5 jaar voor de laatste geldige handeling die de verjaring stuitte.

Klik HIER om terug te keren naar het verslag van de Ronde Tafel van 01/06/2023

Agenda

  • Event Steunpunt
  • Event partner
  • Opleiding

Nieuwsbrief